• Opdrachten niet goed begrijpen
• Een kleine passieve woordenschat
• Bepaalde begrippen niet kennen
• Een kleine actieve woordenschat
• Moeite met het maken van zinnen
• Moeite met verbuigingen en vervoegingen
• Moeite met vertellen
• Woordvindingsproblemen
• Te snel spreken
• Binnensmonds spreken
• Moeite met bepaalde klanken zoals de -s en –r, of medeklinkercombinaties
• Nasaal spreken
• Kaakgeklemd spreken
• Problemen in de vloeiendheid /stotteren: verlengingen, blokkeren, angst om te spreken
• Tong tussen de tanden in rust of tijdens het spreken, moeite met de -s en de -t
• Open mondgedrag
• Duim- en/of vingerzuigen
• (Te) veel speeksel in de mond, te weinig wegslikken
• Afwijkende slikgewoon